Wat verstaan we onder een schutterij of schuttersgilde?
Een vereniging van vrije mensen die zich aaneengesloten hebben om de zwakkeren in de maatschappij te beschutten, te beschermen, in broederschap, trouw en dienstbaarheid in het diepe Christelijke besef dat men zijn broeder’s hoeder is. Niemand kan ontkennen dat deze deugden van alle tijden zijn en zelfs de sleutels vormen tot een ideale samenleving. Met deze achtergrond roert hij de trommel, schiet hij, marcheert hij en vendelt hij, drinkt hij zijn bier en ontdekt telkens weer dat het leven goed kan zijn. Zo neemt hij deel aan de processie, begeleidt hij zijn schutbroeders naar hun laatste rustplaats, haalt de nieuwe pastoor en burgemeester in. Hij biedt zijn trouw en dienstbaarheid aan het kerkelijk en wereldlijk gezag en dwingt ook die overheden hun dienend gezag waar te maken.
Mooie woorden die laten zien wat een schutterij en een gilde inhouden maar hoe zijn zij ontstaan? Want als we in de geschiedenis kijken, zijn er velen in een verschillend tijdsperk ontstaan.
In 12e eeuw ontstonden in beperkte mate schuttersgilden welke in grote mate voortvloeiden uit broederschappen. Ze bestonden uit een groep mannen die tot taak hadden om met goedkeuring van hun heer een leefgemeenschap in de ruimste zin te beschutten. Dit gebeurde met de voor die tijd beste wapens voorhanden. In deze periode bleken dat voornamelijk kruisbogen te zijn. Ondanks rechten hadden die schuttersgilden zeker ook plichten. Zo waren ze strikte gehoorzaamheid verschuldigd aan het wettig gezag.
In de 15e eeuw komen de schuttersgilden tot volle wasdom. Er bestond een groot uiterlijk vertoon in die tijd. Echter de ware reden schuilt in de onderlinge mens tot mens verhoudingen in relatie tot het geloofsleven. Tijdens het bewind van Philips de Goede werd de macht gecentraliseerd waardoor de zelfstandige positie van de steden verzwakte. Philips had vanuit dat centrale punt bekeken niet zo’n behoefte aan de schutterijen. Ze mochten bestaan maar in beperkte omvang, net groot genoeg om de stadsdiensten te vervullen. Kruisboogschutters werden bovendien door ingebruikname van vuurwapens minder belangrijk.
Maximiliaan van Oostenrijk introduceerde een groot huurleger van gewone burgers, het landsknechtenleger. Nieuw waren de tamboer en de pijper die een harde en duidelijke stem moesten hebben om de bevelen bekend te kunnen maken. Ook nieuw waren de marketentsters. Zij verzorgden de huishoudelijke taken op mars en bivak. In zo’n leger zaten vele avonturiers en dat had soms nare gevolgen. Wat gebeurde er namelijk als er geen soldij werd betaald? Op desertie stond de doodstraf maar er zijn toch nogal wat kornuiten verdwenen om naderhand het platteland onveilig te maken. De onveiligheid nam dus enorm toe. Dit heeft mede geleid tot de bloei van schuttersgilden in die tijd.
Na de 15e eeuw is er een stilstand in de ontwikkeling van schuttersgilden en vaak ook een achteruitgang of zelfs verdwijning ervan. We zien vaker dat er door ruzie een afsplitsing c.q. nieuwe oprichting van schutterijen ontstaat. Vaak vloeit dit voort uit gebrek aan gemeenschappelijke vriendschapsbanden en te weinig kennis van cultuurhistorische waarden
In de 19e eeuw zien we weer een opleving van schutterijen als gevolg van een wet in 1827 die bepaalde dat dienstdoende en rustende schutterijen moesten worden opgericht. Overigens werd rond 1815 reeds aanzet gegeven tot het oprichten van schutterijen in steden door het regerend gezag. Dit om te beschermen in tijden van oorlog en gevaar. In 1901 werd er een wet uitgevaardigd dat een landweer tot stand moest komen en de opheffing van de dienstdoende schutterijen werd hiermede een feit. Het is niet duidelijk aan te tonen dat het gebruik van uniformen, wat begin 20e eeuw toenam, en het militair vertoon gerelateerd is aan deze schutterijen. Ook nu zien we weer dat voornamelijk de steden zo’n schutterij oprichtten. De omliggende dorpen zagen dit ontstaan en zij zagen het nut er wel van in en begonnen ook, zij het in een latere periode, met het oprichten van schutterijen. Echter in het geval van een dorp gebeurde dit meer uit gemeenschapszin dan uit een vanuit het gemeentebestuur ontwikkelde organisatie. Financiën speelden dan ook een grote rol in een later tijdperk ontstaan van schutterijen dan in de steden.
In de late 19e en begin 20e eeuw beginnen de schutterijen zich te verenigen in schuttersbonden.
Vaak wordt gedacht dat schuttersgilden gelijk met de parochiekerken zijn ontstaan om die te beschermen. Zoals we in voorgaand verhaal konden lezen is dit lang niet altijd het geval geweest. Vaak is die binding met de kerk juist later ontstaan. Daar waar de kerk ze niet gebruikte moest deze niet veel van ze hebben en beschouwde ze als ketters. Dat kwam met name omdat hun schuttersfeesten op de zondag plaatsvonden en zoals u weet vind de kerk dat niet fijn, zeker in die tijd werd dat zwaar opgevat. De gereformeerden probeerden ook voet aan de grond te krijgen in Limburg als gevolg van de overheersing van de heren van Brabant. Zij leverden gereformeerde bestuurders die de gereformeerde kerk meenam. Deze kerk probeerde leden te werven onder de “ketterse” schutterijen door deze een functie in de kerk aan te bieden. Zo kwam het dat de katholieke kerk, waar dat althans nog niet het geval was, de schutters aan zich ging binden door ze in de processie het allerheiligste te laten “bewaken”. Voor diegenen die niet weten wat dat inhoud: het allerheiligste is een zogenaamde monstrans met een hostie erin hetgeen vereerd wordt door de gelovigen. Mede hierdoor is er een binding met de kerk en is sindsdien niet meer uit het schutterwezen verdwenen. Nog steeds heeft de schutterij een functie binnen het kerkelijke al wordt dat per schutterij of dorp anders ingevuld. Hoe een schutterij zich presenteert verschilt ook sterk per dorp.
Bronnen:
Met vliegend vaandel en slaande trom, Alfons Ising 1986
De Schutterije van Heerle, Drs. M. van Dijk, 1994